Grensstenen


Grenssteen tussen provincie Gelderland en Limburg
Aan de oostzijde van de Rijksweg van Nijmegen naar Mook, in het dorp Molenhoek tegenover café De Heumense Molen, staat op de provinciale grens een ronde hardstenen grenspaal met kegelvormige kop. Langs de bovenkant voorzien van de inscriptie: GELDERLAND LIMBURG. De paal dateert van omstreeks 1900.
Bijzonder aan Molenhoek is dat de provinciegrens tussen Limburg en Gelderland door het dorp loopt. Het dorp ligt grotendeels in de gemeente Mook-Middelaar (Limburg) en gedeeltelijk in de gemeente Heumen (Gelderland).

 

In 1830 sloot geheel Limburg, met uitzondering van Maastricht en Mook, waar Nederlandse garnizoenen waren gelegerd, zich aan bij de Belgische Revolutie. De tijdelijke hoofdstad werd Hasselt. In 1831 werd in het Verdrag der XXIV artikelen, dat het definitieve grensverloop tussen Nederland en de nieuwe Belgische staat vastlegde, bepaald dat het oostelijk deel van Limburg naar Nederland zou terugkeren en tevens als hertogdom bij de Duitse Bond zou worden aangesloten, ter compensatie voor het verlies van westelijk Luxemburg. België zou ter compensatie recht krijgen op een verkeersverbinding door Nederlands-Limburg naar Duitsland, de latere IJzeren Rijn. Koning Willem I bleef zich lang tegen de Belgische afscheiding verzette, maar aanvaardde het verdrag uiteindelijk in 1839. Sindsdien is Limburg gesplitst in een Belgisch en een Nederlands deel. Onder de bevolking ontstond in 1838 nog een protestbeweging tegen de splitsing en tegen aansluiting van oostelijk Limburg bij Nederland, maar die haalde niets uit. De bijzondere positie van Limburg duurde tot 1866, toen de Duitse Bond uiteenviel als gevolg van de tweestrijd tussen Pruissen en Oostenrijk. Tot 1906 bleef de provincie formeel de titel "hertogdom” gebruiken, hoewel het sinds 1866 een gewone provincie was. Vandaag herinnert alleen het gebruik, de Commissaris van de Koningin met Gouverneur aan te spreken, nog aan deze tijd.


 



Bron: T. Brouwer, Grenspalen in Nederland, Zutphen 1978; Wikipedia

 

 

 





Grenssteen Mook / Middelaar
De hardstenen paal markeert de grens die bijna tot aan het einde van de 18e eeuw heeft bestaan tussen de voormalige hertogdommen Gelre en Kleef. De grenssteen is "ontdekt” tijdens de afgraving van de Mookerplas en het toegangskanaal eind jaren vijftig begin jaren zestig van de vorige eeuw. Het had weinig gescheeld of de steen was met puin afgevoerd, maar werd door een oplettende toeschouwer "gered”. De steen is daarna herplaatst aan de Brigidaweg in de buurt van waar hij gevonden is.
Mook heeft vanaf 1227 behoord tot het graafschap Gelre, dat in 1339 een hertogdom werd. Het dorp bleef bij Gelre horen tot 1473, toen het bij het hertogdom Kleef ingelijfd werd. Vanaf 1609 tot 1713 maakte het hertogdom Kleef, inclusief Mook, deel uit van het keurvorstendom Brandenburg. Daarna behoorde Mook, als onderdeel van het hertogdom Kleef, bij het Koninkrijk Pruisen. Middelaar heeft tot het hertogdom Gelre behoord van 1380 tot 1794. In 1794, tijdens de Franse overheersing, werden Mook en Middelaar "communes’. In 1800 zijn ze samengevoegd tot een "maire” (gemeente). Vanaf 1815 ging de gemeente Mook en Middelaar tot de Nederlanden behoren.
Hoe oud de grenssteen is, is niet bekend. Theoretisch kan de steen gemaakt en geplaatst zijn in 1473 toen Mook overging van Gelre naar Kleef. Op de steen staat Cleve aan de Mookse kant en Geldern aan de Middelaarse kant van de grens omdat bij grensstenen de naam altijd naar de betreffende landstreek gewend moet zijn.

 

De grenssteen is in 1986 verwijderd van zijn plaats aan de Brigidaweg en op 19 juni 1988 terugplaatst. Alleen is bij de herplaatsing de steen gedraaid, zodat de aanduiding "Cleve” en "Gelre” verkeerd staan. Eind oktober 2000 wordt de grenssteen, in alle stilte, verplaatst. De grenssteen staat dan aan de Mookerplas, aan de Katerbosseweg daar waar deze weg afbuigt naar de Lambertusweg. Maar ook nu staat de steen verkeerd, met de tekst "Cleve” aan de Middelaarse kant en de tekst "Geldern” aan de Mookse kant. In juli 2010 wordt de steen verdraaid en krijgt het ook een nieuw bord met verklarende tekst. En zo staat na 22 jaar de grenssteen weer zoals hij moet staan Met "Cleve” aan de Mookse kant en "Geldern” aan de Middelaarse kant. 

Bron: Rond de grenssteen nr. 100 blz. 10 t/m 12.


 










Banpalen in Nederland
Een banpaal is een stenen paal die de grens van de Banne – het rechtsgebied – aangeeft van een stad of streek. Het gebied waarop de rechtspraak van toepassing is, hield op bij de banpaal.
 
Foto's rechts: banpaal in Hekendorp (Wikipedia P.H. Louw)
Daaronder, banpaal Avenhorn in Noord-Holland (Wikipedia, Willem Jans).
Dan, prent met banpaal bij de hofstede Elsrijk van de heer Kuykens op de Amstelveenseweg.
 
Bannen betekent verdrijven of uitwijzen. Denk ook aan het verbannen: iemand het verblijf in een bepaald gebied verbieden. Uit de stad verdreven personen werden banneling genoemd. Zij mochten zich niet meer binnen het door banpalen aangegeven gebied ophouden. Zij waren in de ban gedaan door het uitspreken van de banvloek: een vonnis tot uitbanning. Verbanning uit stad of streek was een zware straf. Vaak ook ging er een brandmerk aan vooraf. Zo kon men herkend worden bij controle bij de banpaal. Verbanning is dus een straf, bedoeld om van iemand geen last meer te hebben. In de vroege Middeleeuwen al werden ongewenst personen buiten de stadsmuren geplaatst en werd de stadspoort voor hen gesloten. De banpaal is een ander middel om aan te geven "tot hier en niet verder”.
Als gevolg van samenvoeging van gemeenten zijn banpalen verdwenen of binnen de stadsgrenzen komen te liggen. Oude banpalen zijn onder meer nog te vinden in Gouda, Amsterdam en Alkmaar. Op de Veluwe is tussen Barneveld en Nijkerk nog een banpaal, waarop het wapen van een rode eenhoorn met schild.
  
Links: banpaal Sloterweg tussen no. 1208 en no 1204, Amsterdam. Rechts: banpaal langs de Amstel bij Amstelveen.
Ooit stonden er vijf banpalen rond Amsterdam. Sinds 1544 mocht Amsterdam "banpalen” neerzetten tot 7,4 kilometer rond de stad. Als iemand uit de stad was verbannen, dan mocht hij niet meer binnen het bangebied komen. Veroordeelde misdadiger die dat toch deden en gepakt werden, kregen dan extra straf. Sinds 1624 stond één van die banpalen in Sloten. In 1794 is deze vervangen door de paal die er nu staat. Omdat Nederland negen jaar later één rechtsgebied werd, is de paal overbodig geworden. Sindsdien is niemand meer verbannen uit Amsterdam.
 
Een lichtere variant op de straf van ‘verbannen' was iemand in ‘staat van beleg stellen'. Een straf die ook veelvuldig in het "Kwartier van Nijmegen” voorkwam. Vooral in de grensstreek met Duitsland. Zo werden smokkelaars na herhaaldelijk te zijn betrapt en gestraft in staat beleg gesteld. Dit hield in dat hij voor een bepaalde periode – al gauw minimaal drie maanden – buiten zijn woon- of verblijfgebied werd geplaatst en zich gedurende die periode daar niet mocht begeven. Je kreeg ook geen werkeloosheid uitkering. Als dagloner moest je ‘de kost' bij elkaar zien te scharrelen. In de bevolkingsadministratie op het gemeentehuis lezen we bij de betreffende persoon "tijdelijk verhuisd” .
 
Jan van Eck
Bronnen: - Wikipedia; Oud archief gemeente Ubbergen; Veldonderzoek
 
 
 
 
 
 Hekendorp
 



 Avenhorn
   

 
Elsrijk
 


7 Markensteen bij De Kiel in Drenthe
Alhoewel de "7 marken-steen” vér buiten het werkgebied van "Kwartier van Nijmegen” ligt, vonden we deze grenssteen en zijn verhaal interessant genoeg om op te nemen in de rubriek "Grensstenen”.
 
 
Marke of Meent is in gemeenschappelijk bezit zijnde grond, veelal heide of weiland. Met name in de Oost-Nederlandse gebieden (Drenthe, Overijsselse en Gelderse Achterhoek) een veel voorkomende vorm van bezit. De gerechtigden – de waarden – bezaten een waardeel. Bij meningsverschillen besliste de Boermarke: het bestuur. Ook bestond er een sterke nabuurschap, oftewel burenhulp. Als er in een marke bijvoorbeeld heide moest worden geplagd, kwamen indien nodig ook leden van andere marken met paard en wagen hulp verlenen. Eind 19e eeuw zijn de marken opgeheven, ieders aandeel daarin opgemeten en toebedeeld aan de rechthebbenden. Men zou dit kunnen zien als de eerste vorm van (ruil)verkaveling.
Al in de Middeleeuwen waren de Drentse heidevelden verdeeld tussen de verschillende marken. Maar er waren ook stukken heide die helemaal geen eigenaar hadden, bijvoorbeeld omdat de grond waardeloos was.
Dit was het geval op het huidige "7 markenpunt” bij De Kiel in Drenthe. Gedurende de Franse tijd is onder bevel van Napoleon alle grond opgemeten en in kaart gebracht. Het land werd door landmeters van het Kadaster opgemeten. Uiteindelijk bleef dit stukje heide over dat niemand wilde hebben. De landmeter - toen nog iemand met veel macht en gezag – verdeelde dit stukje heide op eigen gezag tussen de toen al bestaande 7 marken, te weten: Westdorp, Ees, Odoorn, Sleen, Zweelo, Westerbork en Rolde. En zo is het altijd gebleven.
 
 
Later werden de marke-grenzen veranderd in 6 gemeentegrenzen, waarbij waarschijnlijk De Kiel is ontstaan. De Kijl of Kiel betekent een spitse punt. De 7 markensteen in De Kiel bij Zweelo, herinnert aan dit alles.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
GRENZSTEIN UIT 1792
Aan de Duffeltdijk ter hoogte van Düffelward is deze oude grenssteen opnieuw geplaatst, nadat deze jaren in het dijktalud lag verborgen. Bij dijkverbeteringswerkzaamheden kwam de steen weer tevoorschijn. Op initiatief van Heemkundekring De Duffelt is deze op zijn oude plek teruggeplaatst. De onthulling daarvan vond plaats in juli 1997 door onder meer oud burgemeester Bongartz van Kranenburg.
 
 

Links: de grenssteen, met op de achtergrond het tot Kleef behorende stadje Schenkenschanz; Rechts: de fraaie gedenkplaat aan de voet van de steen. Deze plaat is aangebracht t.g.v. de onthulling in juli 1997.

Uit een oude oorkonde blijkt de steen oorspronkelijk te zijn geplaatst op 24 oktober 1792 en diende als grensafbakening tussen het gebied van Deichschau Rindern - Donsbrüggen en dat van de Duffelt. Aan één zijde van de steen staan de letters R-D (Rindern-Donsbrüggen) en aan de andere zijde de letter D (Duffelt).

 
TIENDPAAL en TIENDRECHT
Tiendpaal
De ‘tiendgrens' – het tiende deel van het perceel waarop het recht rustte – werd gemarkeerd met tiendpalen. Onderstaand een tiendpaal uit Aagtekerke op Walcheren (Zld). ‘Z T' staat voor Zeeuwse Tienden; daarboven het nummer van het perceel (53) waarop het recht rust en eronder het volgnummer van de Tiendenpaal (4). Het perceel was meestal met 4 of meer paaltjes gemarkeerd.

(foto: Rien de Schipper)

Tiendrecht
Tienden zijn heffingen bestaande uit een tiende deel van de opbrengst van het gewas. Een vorm van belasting dus. De ‘tiende' is in principe een kerkelijk recht met een sociale achtergrond. Eén derde deel was bestemd voor het onderhoud van het kerkgebouw, één derde deel voor de armen en één derde voor de dienstdoende geestelijke. Met de klokslag van de ‘tiendklok' werd aangekondigd dat de tiendheffer zijn rondgang ging maken. De tiendheffer of zijn personeel haalden de tienden van de akker en brachten de tiendopbrengst naar de tiendschuur: ‘spijker'. De meest imposante spijker is die van kloosters en uitgestrekt abdijdomein. Langzaam maar zeker is het tienrecht ook in lekenbezit en in het leengoed terechtgekomen, en daarmee onderdeel van het heerlijkheidsrecht.
Over de afschaffing van het Tienrecht – een ‘erfenis' uit het feodale tijdperk – is veel te doen geweest. De al in 1798 onder Frans bewind afgevaardigde regeling tot afschaffing van het tiendrecht met schadeloosstelling, is even zo snel weer ingetrokken. Deze ‘aanslag' op een belangrijke bron voor adel en kerk werd niet zomaar geaccepteerd. Door de bezwaarmakers werd namelijk gesteld dat het Tiendrecht niet behoorde tot het feodale stelsel, doch een gewoon zakelijk recht was. En als gevolg hiervan dan ook niet kon worden afgeschaft met als motivering ”Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap”, het Franse adagium in die tijd. Bij decreet van 22 januari 1813 echter wordt voor alle door Frankrijk ingelijfde landen, waar dan nog tiendrechten bestaan, de afkoop hiervan geregeld. Nadat het recht was gekapitaliseerd, zou de tiendplichtige dit kapitaal kunnen aflossen of een jaarlijkse rente van 5 % moeten betalen.
Dit is een langdurig proces geweest, de gehele 19e eeuw door. In 1907 tenslotte wordt de Tiendwet uitgevaardigd, waarbij de laatste tiendhouders zijn afgekocht. Tot de afschaffing daarvan heeft ook in Ooij-Persingen het tiendrecht bestaan.
 
 
De Boog, grenssteen 643
 Er zijn diverse afbakenings-objecten om een grens te markeren. Grenspalen en grensstenen zijn de meest voorkomende. Grensbomen vormen uitzonderingen. En een slagboom wordt sinds het "Europa zonder grenzen” ook al zeldzamer. Toch zijn ze er nog.
 
             
 
Bij grenssteen 643 aan de Nederlands-Duitse grens onder de gemeente Ubbergen vinden we nog een "ouderwetse slagboom” tussen de dorpen Leuth en Zyfflich. Voorheen stonden hier de Nederlandse douane en dieGrünePolizei. Ook na het grenzen vrije Europa bleef de slagboom gehandhaafd. Het betreft hier namelijk een zogeheten "Groene-grens-overgang”: alleen te passeren voor wandelaars en wielrijders. De twee landen worden ter plaatse verbonden door een brug over de Otterlei, de scheiding tussen Nederland en Duitsland. De architectuur van de brug bepaalt ook de naam: "De Boog/Die Bogen”. De slagboom heeft naast grensafbakening ook nog een andere functie. Het betekent: geen doorgang voor gemotoriseerd verkeer. Daarom blijft de slagboom terecht gehandhaafd. Voor wielrijders en wandelaars loopt er een ommetje om de slagboom heen.
 
 
Landsgrenssteen tussen Hertogdom Kleef en Gelders Millingen

Daar waar de Duffeltdijk onder Kekerdom overgaat in de Millingse Bandijk staat deze oude landsgrens-steen. De steen heeft "dienst gedaan” tot 1817. Dan gaan de Duffeltdorpen Leuth en Kekerdom over naar Holland. De steen staat er vele tientallen jaren als een stille getuige. Geheel onopgemerkt gaat ze zelfs "ondergronds”. Tot deze bij de dijkverzwaring van 1997 weer "bovengronds” komt. Door bemiddeling van de Stichting Millings Jaarboek heeft de steen haar oorspronkelijke plek weer teruggekregen. De steen geeft aan waar de Landsdijk onder Millingen aanvangt. Deze Landsdijk werd door het Rijk onderhouden. De Duffeltdijk onder Leuth en Kekerdom viel onder de verantwoordelijkheid van de "Deichschau Düffel”. Wie meer wil weten over de interessante geschiedenis van de genoemde Duffeltdorpen wordt verwezen naar: ”Atlas Leuth en Kekerdom in het hertogdom Kleef Anno 1734”, uitgegeven door de "Stichting Historisch Huis- en Veldnamenonderzoek Kwartier van Nijmegen”. (ISBN 978-90-813269-2-6)
 
 
Oostenrijkse grenspalen
Op grond van het verdelings-verdrag uit 1661 tussen Spanje en de Generale Staten, kwam een gedeelte van de Nederlanden in het bezit van de Spaanse koning. De grens werd aangegeven door houten palen.
Met de vrede van Utrecht in 1713 eindigde de Spaanse successieoorlog. Eén van de bepalingen was dat de zuidelijke Nederlanden aan Oostenrijk zouden komen. De grenzen bleven daarbij hetzelfde zoals hiervoor vermeld. De houten palen werden echter vervangen door hardstenen palen. Daarmee werd de grens tussen de Republiek der Zeven Provinciën en de Oostenrijkse of Zuidelijke Nederlanden nog veiliger gesteld. Enkele voorbeelden van deze elegante palen zijn onder andere terug te vinden in het Zeeuwse stadje Sluis. Zij het niet meer op de oorspronkelijke plek, want de grens bleek in de bewogen geschiedenis van de Republiek van wankele aard.
 
        
Foto links: De Nederlandse kant van de grenssteen tussen Sluis (Ned.) en Hoeke (Bel.), via de Rode Ossenstraat. Foto rechts: Hier zien we dezelfde steen vanaf de Belgische kant, met de adelaar in front.
 
De stenenpalen zijn uit één stuk gehouwen, 1.90 m. hoog met zijden van 36 bij 37 cm. breedte beneden en naar boven toe "verjongend" (versmallend) tot ± 35 cm. De palen dragen aan beide zijden een medaillon in reliëf. Aan één zijde is dat de Staatse en gekroonde leeuw met als symbolen van Ėéndracht in de linkerklauw een bundel van 7 samengebonden pijlen met de punten omlaag gericht en in de rechter klauw als symbool van het recht een krom zwaard. Op de tegenovergestelde zijde van de paal staat de Oostenrijkse "dubbele" adelaar met gespelen hals en dubbele kop, de ene naar links en de andere naar rechts gewend; de vleugels zijn uitgespreid en naar boven gericht; boven de gespelen hals de keizerlijke kroon, dragende een wereldbol waarop een kruis.
 
Jan van Eck
Foto's: A. Rijssenbeek, Damme