Bijbladen

Bij de invoering van het Kadaster had men er geen idee van hoeveel mutaties er in de toekomst zouden plaatsvinden. Als er minuutpercelen waren veranderd, werden de daaruit onstane suppletoire percelen afgebeeld op een bijblad bij het minuutplan. Daarop stonden dus alleen de veranderde percelen afgebeeld. De eerste verandering van een perceel kwam op het "eerste” bijblad, de tweede verandering van hetzelfde perceel kwam op het "tweede” bijblad, enz. Over het gehele blad verspreid, stonden die suppletoire percelen afgebeeld, de daartussen liggende minuutpercelen waren er niet op voorgesteld. Er zat totaal geen samenhang tussen die suppletoire percelen. Deze bijbladen werden daarom ook wel eilandenbijbladen genoemd. Men kwam al vrij snel in de problemen, als er bijv. van een perceel dat voor de eerste keer veranderde, een gedeelte werd samengevoegd met bijv. een perceel dat pas op het derde bijblad was ontstaan. Men loste dat op, door het nu voor het eerst in aanraking komende perceel in stippellijnen op het "eerste” , "tweede” en "derde” bijblad aan te geven, met behoud van het oorspronkelijke nummer. De samenvoeging werd dan afgebeeld op het "vierde” bijblad.
 
 
Links: het oorspronkelijk minuutplan Ubbergen A in één blad. Rechts: het bijblad welke in 1874 is onstaan en "bijgewerkt" is tot ca. 1970.
 
 
Kolom rechts: onderschriften op de bijbladen van boven naar beneden.
1) Bijblad Ubbergen B5
Overeenkomstig het Minuutplan; Arnhem November 1906; De Ingenieur-Verificateur
2) Bijblad Ooij D3
Opgemaakt en deugdelijk verklaard; te 's Gravenhage, den 17 November 1873; De Landmeter (Berkhout); Vergeleken en deugdelijk bevonden; De Landmeter (Suringa); Gezien en goedgekeurd; De Ingenieur Verificateur
3) Bijblad Ubbergen in één blad
Opgemaakt en deugdelijk verklaard; te 's Gravenhage den 15 December 1874; De Landmeter (Berkhout); Vergeleken en deugdelijk bevonden; De Asp Landmeter (niet te lezen); Gezien en goedgekeurd; De Ingenieur Verificateur
 
Er werden niet alleen bijbladen vervaardigd voor het minuutplan, maar ook voor de netteplans en de plans van de zakatlas (later veldplans genoemd), moest zo'n set bijbladen vervaardigd worden. Wilde men op een gegeven moment de eigendomssituatie van het plan op dat moment weten, dan moest men het oorspronkelijke plan en alle bijbladen daarvan raadplegen!
Reeds in 1835, dus nog geen 3 jaar na de invoering van het Kadaster, zag men zich genoodzaakt hierin veranderingen aan te brengen. Bij de Ministeriële Resoluties van 13 augustus 1835 (no 60 D.B. resp. no 61 D.B. en no 62 D.B.) werden o.a. de bijbladen van de zakatlassen afgeschaft. Er bleven alleen nog bijbladen over bij de minuutplans en bij de netteplans. De veldplans werden voortaan jaarlijks bijgewerkt door het uitraderen van de vervallen situatie, en het intekenen van de nieuwe. Verder werd er bepaald dat er, nadat er een "zesde” bijblad was gemaakt, op het "zevende” bijblad met zwarte inkt alle veranderingen van de vorige zes bijbladen zouden worden aangegeven, en de onvernummerde minuutpercelen er ook d.m.v. kopiëren op moesten worden voorgesteld. Zo kreeg men dan een "vernieuwend bijblad” , wat eigenlijk een "vervolg minuutplan”, dan wel een "vervolg netteplan” was. Men stelde voor, om dat ook te doen met het 14e, 21e, 28e enz. bijblad.
 
De bijbladen van de binnenstad van Nijmegen rond 1960. Er is volop geradeerd om alle verwoestingen en slopingen aan te passen.
 
Deze werkwijze was niet te handhaven en in 1844 werd deze werkwijze afgeschaft en werd er een "éénig Bijblad” voorgeschreven. Hierop stonden alléén veranderde percelen afgebeeld, latere veranderingen werden aangebracht door middel van uitraderen van de oude toestand, en het aanbrengen van de nieuwe situatie aan de hand van de hulpkaarten. De nauwkeurigheid van de plans heeft echter te lijden gehad van deze werkwijze. Omstreeks 1870 is men er toe overgegaan om op de bijbladen zowel de nog bestaande minuutpercelen alsmede de nieuwste toestand der vernummerde percelen aan te geven en bij te houden. Lange tijd was er slechts sprake van papieren bijbladen. Papier is echter niet maatvast, maar onderhevig aan rekken en krimpen door temperatuurverschillen en vochtigheid. Bij het kaarteren moest men dan de gemeten maten corrigeren met het percentage dat het bijblad was gekrompen, dan wel was uitgerekt. Dat noemde men indeling. Op veel veldwerken heeft men het indelingspercentage met rode inkt bij de meetlijnen geschreven. Men ging daarom op zoek naar andere tekeningdragers. Een grote verbetering was het bijblad op correctostaat, dat bestond uit een dunne laag aluminium, waarop aan beide zijden een vel tekenpapier was aangebracht. Men sprak dan van "gewapend papier". Dit was nagenoeg maatvast, maar had als nadeel dat het niet meer mogelijk was om op de kopieerspiegel een kopie te maken op een ander vel papier, zoals bijvoorbeeld de hulpkaart. Dit probleem onderving men door de nieuwe hulpkaarten te vervaardigen op transparant papier.
 
Boven: "white opaque" bijbladen van Ooij D1 en Ubbergen B2 gemaakt in 1985.
 
Later ging men er toe over, om de plans te kaarteren op zogenaamd "white opaque", een witte ondoorzichtige kunststof (Astrafoil). Het materiaal is helder wit, waardoor de gekaarteerde punten goed zichtbaar zijn. Het ligt nagenoeg vlak, en bezit een glad oppervlak, dat zich goed laat betekenen en beschrijven, door gebruik te maken van speciale inktsoorten zoals astrafoil-inkt, S-inkt en K-inkt. Ook deze plans waren ondoorzichtig.
Verder zijn er bij het kadaster plans getekend op "Stabilene". Dit was een transparante, ook nagenoeg maatvaste tekenfilm waarop een gekleurde coating was aangebracht. De kleuren die geleverd werden waren wit, groen en crème. Op de lichte tinten was goed te kaarteren, immers men kon de gekaarteerde punten goed zien. Met waterige inkten waren zij ook goed te betekenen en beschrijven. De bij het Kadaster veel gebruikte groene exemplaren werden meestal gebruikt om te graveren, d.w.z. na het tekenen met potlood, werd met een graveernaald de coating verwijderd, waarna van het plan afdrukken gemaakt konden worden.
Na de invoering van de digitale kadastrale kaart waren er geen bijbladen meer nodig. De nieuwe metingen worden in het systeem ingerekend en de nieuwe situatie is op het scherm of een print te zien.
 
 
Kolom rechts: Duitse bijblad van Wyler, uit 1950, is voor Nederland het minuutplan. Na de annexatie van Duitse gronden werden hiervan ook minuutplans en bijbladen gemaakt. In Duitsland heeft men bij de sectie geen letter, maar ook een nummer. Het ingekleurde gedeelte is in 1963 definitief bij de gemeente Ubbergen gekomen.
 
 
Jan Stehouwer