Herinneringen

Klik op Jan van Eck voor zijn herinneringen aan het Kadaster in Nijmegen.
 
Memoires van de Boekhouder van het Kadaster 
Willem van Dalen
 
In 1940 was ik als Boekhouder werkzaam aan de bewaring Middelburg, toen aldaar bij het bombardement van Middelburg op 17 Mei 1940 de gehele kadastrale en hypothecaire boekhouding door brand verwoest werd. Terwijl de brand nog volop woedde, riep de Bewaarder, de Heer Meursinge Reinders, het personeel reeds bij elkaar en werd de wijze van vernieuwing tot in onderdelen besproken. Op 20 Mei waren reeds de eerste leggers in bewerking. Ondanks de omstandigheid, dat in Middelburg, behalve de kadastrale leggers, ook het grootste deel van de Registratieleggers en bovendien de gemeenteleggers van Middelburg verbrand waren, was de gehele kadastrale en hypothecaire boekhouding na 10 maanden deugdelijk vernieuwd, tot bizondere tevredenheid van het Departement. Dank zij de energieke leiding van de Heer Meursinge Reinders verliep de daarop volgende vernieuwing van de hypothecaire inschrijvingen eveneens zeer vlot.
 
 
Boven: Nijmegen in 1944. Het centrum was verwoest door het bombardement van 22 februari en de bevrijdingsgevechten in september.
Rechts: gedeelte van de "brandbrief" waarin de Bewaarder Kluver de notarissen oproept om alle verkopen over het jaar 1944 nogmaals door te geven. Hieronder: vanaf 1 januari 1945 was het kadasterkantoor gevestigd in het voormalig hotel Le Soleil aan de Graafseweg.
 
Toen ik op 19 September 1946, dus 2 jaren na de bevrijding van Nijmegen, te Nijmegen werd geplaatst, bleek mij, dat de vernieuwing van de kadastrale leggers nog slechts in een beginstadium verkeerde. Weliswaar was in de frontperiode September 1944 – Maart 1945 normaal werken vrijwel onmogelijk, doch ook nà Maart 1945 bleek aan de vernieuwing nagenoeg niets te zijn gedaan. Nog geen enkele kadastrale legger was vernieuwd. Slechts van een 7 tal gemeenten waren kaarten Hyp. 5 (Alg. Naamwijzer) vervaardigd. De Registratieleggers waren als kadastrale legger in gebruik genomen. De Naamlijst behorende bij de gemeenteleggers, fungeerde als kadastrale Naamwijzer. Aanvragen om extracten-legger op naam vorderden zeer veel tijd (raadpleging van alle naamwijzers), terwijl het resultaat tengevolge van nog niet uitgewerkte consorten-hoofden steeds dubieus bleef. De personeelsbezetting bestond voor een belangrijk deel uit zeer jeugdig niet vakkundige krachten. Inmiddels begon het aantal overschrijvingen reeds sterk op te lopen en vorderde de dagelijkse bijhouding alle beschikbare vakkundige krachten op. De ambitie en prestaties van het jongere personeel lagen beneden peil. Ik meen dit gedeeltelijk te moeten verklaren uit een totaal gemis aan practische en tactische leiding. Er werd zonder systeem gewerkt. Wel werden lange besprekingen gevoerd en lange brieven geschreven over nieuwe modellen registratieleggers, vernieuwing van hypothecaire inschrijvingen e.d., doch van een doelbewust en systematisch werken aan de noodzakelijke vernieuwing van de kadastrale leggers was geen sprake. Het telkens beginnen en vlak daarna weer stopzetten van nauwelijks begonnen werkzaamheden waren voor mij het bewijs, dat de toenmalige Bewaarder geen begrip had van een efficiente en ambierende werkmethode en werkverdeling nodig om te komen tot een snelle vernieuwing van de kadastrale en hypothecaire boekhouding.
 
Ter illustratie moge het volgende dienen: Bij de vervaardiging van de kaarten Hyp. 5 (A.N.) van een consorten-hoofd, werden de in het hoofd van de legger aangetekende reg. 50-posten opgeslagen, de diverse zware folianten rond de typemachine gedeponeerd en achtereenvolgens uit de betreffende reg. 50 posten de naam der mede-eigenaren getypt. In plaats van het hoofd van de legger gelijktijdig uit te werken en met 1 of meer doorslagen aan het leggerartikel te hechten, werden de folianten na het typen der namen dicht geslagen en opgeborgen. Werd korter of langer tijd daarna een extract-legger gevraagd of moest van dergelijke artikelen een kaart 93a worden vervaardigd, dan werden opnieuw de aangetekende posten uitgezocht en de folianten opgeslagen. Ook dàn werd veelal nagelaten het hoofd volledig uit te werken. Duidelijker bewijs van doelloos geschutter kan moeilijk worden geleverd.
Dat de gemeente-Naamwijzer door het inschrijven van alle consorten als naamwijzer van de gemeenteleggers grondig werd verknoeid, behoeft geen betoog.
Van het Reg. 9 liepen 3 series: een serie op kaart 9a, bedoeld als nieuw systeem (kaartsysteem), een serie van buiten de brand gebleven posten en een serie geboekt in de inmiddels ontvangen nieuwe reg. No. 9 (gebonden), zodat van tal van posten dubbelnummers voorkwamen.
 
Het zal geen verwondering wekken als ik releveer, dat ik, na kennisneming van deze situatie in September 1946 tot de conclusie kwam: "als straks de vernieuwing van de hypothecaire inschrijvingen afkomt, loopt de zaak hopeloos vast”. Ik heb dan ook binnen drie dagen mijn oordeel aan de heer Kluvers kenbaar gemaakt. Met name heb ik daarbij gewezen op de veelomvattende arbeid verbonden aan de toekomstige vernieuwing van de hypothecaire inschrijvingen en er met klem op aangedrongen zo spoedig mogelijk meer vakkundig personeel aan te vragen, teneinde op korte termijn de kadastrale leggers te vernieuwen om daarna met gerustheid en ordelijk de vernieuwing van de hypothecaire inschrijvingen te kunnen opvangen. Op grond van mijn ervaringen te Middelburg meende ik tijdig te moeten waarschuwen. De heer Kluvers nam van mijn opmerkingen met belangstelling kennis, doch de gewenste maatregelen bleven uit. Wel werd de personeelsformatie telkens aangevuld of uitgebreid met enige adspirant-schrijvers.
In overleg met de Heer Kluvers begon ik reeds de derde dag na mijn komst te Nijmegen met het uitzoeken van alle gecompliceerde leggerhoofden, om daarna zo spoedig mogelijk te kunnen beschikken over een volledige en betrouwbare Algemene Naamwijzer. Zodra een gemeente was uitgezocht werden de (gecollationeerde) klad-hoofden in drievoud getypt en daarvan de kaarten Hyp. 5 (A.N.-Algemeen Naamlijst) getypt. In geregeld tempo kwamen achtereenvolgens de diverse gemeenten gereed. Bij deze werkzaamheden nam ik ter assistentie telkens na een maand één van de jongere leden van het personeel, die zich al spoedig dusdanig voor de zichtbaar groeiende nieuwe boekhouding interesseerden, dat zij zich nauwelijks de tijd gunden hun koffie leeg te drinken. Ze dachten er niet aan hun tijd te verkletsen, zoals voorheen. Met groeiende belangstelling zagen ze diverse gemeenten gereed komen en kregen weer ambitie voor hun werk. Toen ik in Februari 1947 de Heer Kluvers wees op de voorlopige resultaten van de geheel andere aanpak en de verhoogde ambities en prestaties, betuigde deze daarover zijn tevredenheid. Ik bleef intussen waarschuwen in de geest als boven vermeld en staafde mijn inzicht door uitvoerige en gedocumenteerde berekeningen, welke nog in mijn bezit zijn en later telkens bleken juist te zijn. Mijn schatting b.v dat de leggerhoofden en de kaarten A.N. (zonder geboortedatum) op 1 Januari 1948 gereed zouden zijn, kwam op 10 dagen nauwkeurig uit. (Geschat Sept. ’46)
 
Eerst in het najaar van 1947, na zeer lang aarzelen, en met een op handen zijnde vernieuwing van de hypothecaire inschrijvingen voor ogen, begon de Heer Kluvers op versterking met vakkundig personeel aan te dringen. Het was toen echter al te laat om de kadastrale boekhouding voor die tijd gereed te hebben en met de voorbereiding van de vernieuwing der hypothecaire inschrijvingen op tijd gereed te zijn. Tijdens de vernieuwing van de hypothecaire inschrijvingen in de loop van 1948 moest dan ook telkens door personeel van het kadaster assistentie worden verleend, juist zoals 1 ½ jaar tevoren door mij was voorspeld. De vernieuwing van de kadastrale leggers kwam daardoor steeds in het gedrang, zodat geen vlot tempo kon worden aangehouden.
Van een nadrukkelijk door de heer Stoorvogel gedane toezegging, dat het van elders toegevoegde vakkundig personeel na de vernieuwing van de hypothecaire inschrijving zolang mogelijk zou blijven voor de vernieuwing van de kadastrale leggers, kwam niets terecht. Integendeel. Nog vóór de werkzaamheden van de vernieuwing der hypothecaire inschrijvingen gereed waren werden successievelijk de gedetacheerde extra toegevoegde vakkundige krachten weer teruggenomen. Wanneer een dergelijke intrekking van detachering mondeling of telefonisch werd besproken, bleek de Heer Kluvers daarmee steeds direct in een onbegrijpelijke goedwilligheid accoord te gaan. Het personeel hoorde dergelijke telefoongesprekken met stomme verwondering en verholen bitterheid aan. Geen wonder dat op 1 Januari 1949, de sluitingsdatum van de vernieuwing der hypothecaire inschrijvingen, het dagregister rond 5 maanden achter was en in verschillende andere werkzaamheden een belangrijke achterstand was ontstaan (statistiek, form. 145, doorhaling van niet vernieuwde inschrijvingen).
 
In de loop van 1948, 1949 en 1950 werd veel zorg besteed aan het controleren van de Algemene Naamwijzer met de gegevens van de Afdeling Bevolking aan de gemeentesecretarieen. Een zeer tijdrovende arbeid (rond 380 mandagen), waarmee echter een uiterst betrouwbare Naamwijzer werd verkregen, een unicum in den lande.
Inmiddels was, om de vernieuwing van de kadastrale leggers te bespoedigen, toestemming verkregen om dit werk in overwerk uit te voeren. Hierbij werd ook het personeel van de technische dienst ingeschakeld. In vlot tempo vorderde toen het werk. Ondertussen werd echter door de Inspecteur der Registratie en Successie en door diverse gemeentebesturen aangedrongen op bijwerking van de registratie- en gemeenteleggers, waarin nog steeds een belangrijke achterstand bestond. Tijdens deze bijwerking werd door U om verlenging van de overwerkvergunning gevraagd, doch deze werd geweigerd. Hierdoor en door de bijwerking van de registratie- en gemeenteleggers kwam de vernieuwing der leggers opnieuw in gedrang. Toen de bijwerking van de registratie- en gemeenteleggers in dit voorjaar tot en met dienstjaar 1950 gereed kwam, werd aanstonds de vernieuwing der leggers met kracht aangevat. Volgens mijn berekening, opgesteld begin April j.l., zou de vernieuwing op 15 Juli gereed kunnen zijn. Nauwelijks had ik mijn berekening gemaakt, of er kwam van het Departement bericht, dat per 16 Mei 2 man van het personeel waren gedetacheerd aan de bewaring Arnhem en 2 man per 1 Juli naar Arnhem waren verplaatst. Direct werd de vernieuwing stop gezet, om te zorgen, dat het dagelijkse werk niet achter zou raken. Toen op Uw verzoek de detachering van 1 man per 16 Juni werd ingetrokken, werd aanstonds een nieuw schema opgemaakt, gericht op de uiteindelijke afwerking van de vernieuwing der kadastrale leggers, waaraan sinds 1 Juni geregeld door 1 á 2 man wordt gewerkt. Vandaag kwam de gemeente Nijmegen gereed, zodat nog resteren de gemeenten Groesbeek en Hatert. Intussen is gebleken, dat het tempo van voorheen (5 artikels per man en per uur) tengevolge van het steeds gegroeide aantal dienstjaren, dat in de in 1947 vernieuwde leggers moet worden bijgewerkt, niet meer is aan te houden. De onjuiste aanpak van de Heer Kluvers, om in 1947 de leggers te gaan vernieuwen, terwijl geen personeel beschikbaar was om dit werk direct te collationeren, wreekt zich nu in tijdrovende nutteloze bijwerking van rond 5 dienstjaren en het collationeren daarvan. Tevergeefs heb ik hierop in 1947 de Heer Kluvers gewezen.
Ik meen in het bovenstaande de gang van zaken sinds September 1946 zo duidelijk en volledig mogelijk te hebben geschetst. Voor zoveel nodig verwijs ik hierbij naar mijn schriftelijke werkrapporten van 1 December 1946 e.v. en de daarbij gevoegde berekeningen en wenken.
De herhaalde confrontering van de cijfers van dit kantoor aan een algemene statistiek, noopte mij tot deze uiteenzetting.
 
Nadrukkelijk merk ik hierbij op, dat ik deze uiteenzetting niet heb gegeven ter persoonlijke verontschuldiging, doch ter verklaring. Ik heb niets te verontschuldigen, nòch persoonlijk, nòch voor het personeel, dat steeds met ambitie en ijverig heeft gewerkt.
 
Wat de vergelijking met cijfers van andere kantoren betreft merk ik nog het volgende op: Voor iedere boekhouding, niet het minst voor de kadastrale boekhouding geldt als eerste eis: correctheid en netheid. Naar die stelregel wordt en is aan dit aan dit kantoor steeds gewerkt. De werkverdeling en werkmethode zijn door U, in goed overleg met de Heer Wijntjes en mij, herhaaldelijk onder de loupe genomen en zo efficiënt mogelijk gemaakt. Een grotere productie kan dan ook m.i. alleen worden bereikt door aan netheid en nauwkeurigheid minder scherpe eis te stellen. Het is mij bekend, dat aan andere kantoren b.v. vele overgangen door verkoop eenvoudig door een hoofdverandering worden toegepast en dit zelfs in de loop der jaren dikwijls tot 6 à 7 maal wordt herhaald. Op deze wijze kan gemakkelijk een driemaal hoger prestatiecijfer worden bereikt. Ook t.a.v. de toepassing van Successiestaten en Staten 75 en 75bis is op soortgelijke wijze het prestatiecijfer belangrijk hoger op te voeren. Ik mag echter onderstellen, dat U een dergelijke werkwijze van mij niet verwacht. M.i. is een kadastrale boekhouding nog iets anders dan het kladboek van Jantje. Nog steeds stel ik een eer in, dat een notaris, die als candidaat-notaris verschillende kantoren in het land goed kent, mij verklaarde: van alle kantoren, die ik ken werkt het kantoor Nijmegen het snelst en meest nauwkeurig.
Deze lof is meer ambiërend dan pijnlijke conclusies uit statistische cijfers zonder vergelijkend onderzoek. Wanneer vandaag aan de dag de na brand vernieuwde kadastrale leggers van kantoor t.a.v. van nauwkeurigheid en netheid worden vergeleken met die van welke bewaring ook, vrees ik geen ogenblik de uitslag. Helaas zijn er van nauwkeurigheid en netheid geen statistieken.
 
Statistieken hebben dikwijls een grote waarde. Persoonlijk heb ik daarvan tijdens mijn werkzaamheid bij het Departement van Justitie in 1945 / 1946 een dankbaar doch voorzichtig gebruik gemaakt. Een voorzichtig gebruik, omdat ik weet dat de bewijskracht van statistische gegevens dikwijls zeer relatief is. Men kan daarmee gemakkelijk iemand ten onrechte wonden. Niet voor niets zegt een bekend Engels spreekwoord: er zijn grote leugens en kleine leugens en dan is er ook nog de statistiek.
 
Tenslotte:
De vreugde van de arbeid wordt niet bepaald door waardering van mensen, doch ligt in de vaste overtuiging van een nauwgezette plicht vervulling in de uitoefening van iemands Goddelijk beroep.
Niettemin blijft de waarheid van het motto, ongeveer 50 jaar geleden door Dr. A. Kuyper gehanteerd in een polemiek met Jkhr. De Beaufort: "Eer is teer”.
 
De Boekhouder van het Kadaster,
Nijmegen, 28 September 1951.
 
 
Bron:Inventaris Bedrijfsmuseum Kadaster, deel 3, Bijlage 50;
Aan de Heer Bewaarder van de Hypotheken en het Kadaster Nijmegen
 
 
W. van Dalen
 
Middelburg
 
 
 
 
Graafseweg
 
 
 
 
 
 
 
Hyp. 5
 
 
 
adsp.-schrijver
 
Jaren dertig
 
Alg. Naamlijst
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Legger
 
 
 
Leggerart.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Kladboek